-
1 gepaard gaan
прил.общ. быть сопряжённым, сопровождаться (met-чем-л.) -
2 gepaard gaan met iets
gepaard gaan met ietss'accompagner de qc.; 〈 tot gevolg hebben〉 entraîner qc. -
3 gepaard gaan met
gepaard gaan metbe attended by, go (together/hand in hand) with, be coupled withVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gepaard gaan met
-
4 gepaard gaan met
прил. -
5 gepaard gaan met
v. wait -
6 de risico's die daarmee gepaard gaan
de risico's die daarmee gepaard gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de risico's die daarmee gepaard gaan
-
7 gepaard
1 [in paren verdeeld] paired ⇒ in pairs/twos♦voorbeelden:macht en corruptie gaan vaak (met elkaar) gepaard • power and corruption often go hand in handdat gaat met grote kosten gepaard • that involves considerable expensehet ging met veel lawaai gepaard • it was accompanied by a lot of noisede overlast die gepaard gaat met een verbouwing • the nuisance associated with/connected with alterations -
8 gepaard
-
9 gepaard
парами, попарно, по двое; сочетаться* * *парами; попарноgepáard gaan met iets — сопровождаться чём-л
* * *прил.общ. парами, парный -
10 macht en corruptie gaan vaak (met elkaar) gepaard
macht en corruptie gaan vaak (met elkaar) gepaardVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > macht en corruptie gaan vaak (met elkaar) gepaard
-
11 сопровождаться
vgener. gepaard gaan (met-÷åì-ô.), gepaard gaan met (iets) (чем-л.) -
12 samengaan
1 [gepaard gaan] go together♦voorbeelden:1 afgunst en domheid gaan meestal samen • envy and stupidity tend to go together/often go hand in handons bedrijf is met Dodgson samengegaan • our company has merged with Dodgson'sniet samengaan met • not go (together) with -
13 быть сопряжённым
vgener. gepaard gaan -
14 сопутствовать
vgener. begeleiden, gepaard gaan met (iets) (чему-л.), medegaan, meegaan, vergezellen, verzellen -
15 сочетаться с
vgener. gepaard gaan met (iets) (чем-л.) -
16 samengaan
-
17 paren
1 [zich tot voortplanting verenigen] mate (with)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [bijeenvoegen] pair (off/up)♦voorbeelden:2 gepaard gaan met • be attended by, go (together/hand in hand) with, be coupled with
См. также в других словарях:
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon